Saturday, 21 March 2009

Nicaragua, het volgende Venezuela?

Hugo Chavez, die zichzelf onlangs middels een dubieus referendum de bevoegdheid heeft gegeven om ‘gekozen’ dictator voor het leven te worden, leidt een steeds omvangrijker blok Zuid-Amerikaanse landen verenigd rond thema’s als anti-Amerikanisme en economisch socialisme. In dit kamp vinden we behalve de Cubaanse Castro-clan en de Boliviaanse populist Evo Morales ook een oude bekende uit de nadagen van de Koude Oorlog: de Nicaraguaanse president Daniel Ortega.
In de vroege jaren tachtig was Nicaragua het troetelkindje van links Nederland. Onder leiding van Comandante Ortega en zijn Sandinistische brigades werd daar immers het revolutionaire socialisme in praktijk gebracht. Links Nederland ging massaal aan de Nicaraguakoffie, uit solidariteit met het kleine landje dat dapper weerstand bleef bieden tegen de door president Reagan geleide Grote Satan Amerika. De droom werd wreed verstoord toen Ortega in 1990 tijdens de eerste vrije verkiezingen onverwacht werd verslagen door oppositieleider Violeta Chamorro. Ortegas revolutionaire loopbaan leek voorbij, totdat een nieuwe generatie Nicaraguaanse kiezers diezelfde loopbaan begin 2007 pardoes een nieuw leven inblies door hem tot president te kiezen.
Sindsdien is gebleken dat Ortega misschien wel zijn haren maar niet zijn revolutionaire streken heeft verloren. Na een onopvallende start begint hij de touwtjes steeds strakker aan te halen. De vorig jaar gehouden gemeenteraadsverkiezingen werden op grote schaal gemanipuleerd om de ‘juiste’ uitslag te garanderen. Het Knights Centre for Journalism in the Americas berichtte eind vorige maand dat Ortegas regering daarnaast ook op allerlei manieren de persvrijheid in het land heeft ondermijnd. En vorige week verklaarde Ortega in navolging van zijn revolutionaire vriend Hugo Chavez dat ook hij best president voor het leven zou willen worden. Als daarvoor de constitutionele bepaling die het een zittende president onmogelijk maakt om meer dan een termijn te dienen moet worden geschrapt, dan moet dat maar – ‘als het volk het wil’ uiteraard.
In Washington en Brussel begint men zich zo langzamerhand grote zorgen te maken over de ontwikkelingen in het land. In de nasleep van de omstreden gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar besloten zowel de VS als de EU ontwikkelingshulpbetalingen aan het land voorlopig op te schorten. Eind vorige week stelde Washington Managua daarbij een ultimatum: erken de gepleegde verkiezingsfraude en pas de uitslagen daarop aan, of riskeer definitieve bevriezing van de hulpgelden.
De vraag is nu wat Den Haag gaat doen. Ons land geeft per jaar ruim 25 miljoen Euro aan Nicaragua voor ontwikkelingshulpprojecten en begrotingssteun. Die begrotingssteun werd al gehalveerd na afloop van de omstreden gemeenteraadsverkiezingen (overigens sowieso merkwaardig dat een kabinet dat zijn eigen begroting niet eens op orde heeft begrotingssteun betaalt aan andere landen, maar vooruit). Sinds die maatregel werd genomen is de situatie in het land er bepaald niet beter op geworden. Tijd dus voor Koenders om het goede voorbeeld van Washington en Brussel te volgen. Hij zal toch immers niet de geschiedenisboekjes in willen gaan als een soort tovernaarsleerling van zijn beroemde/beruchte voorganger Jan Pronk – altijd bereid een dictatoriaal regime met Nederlands belastinggeld te steunen, zolang de dictator in kwestie maar socialistische idealen bleef propageren?

Deze column verscheen op zaterdag 21 maart 2009 in De Telegraaf

Saturday, 7 March 2009

De gefaalde staat Pakistan

De aanslag eerder deze week op de spelersbus van het nationale cricketteam van Sri Lanka is de zoveelste aanwijzing dat er iets rots is in de staat Pakistan. Dat deze aanslag kon plaatsvinden, is overigens niet het probleem – men kan immers niet elk denkbaar object tegen terreuraanslagen beveiligen. Maar het feit dat een dozijn terroristen op klaarlichte dag midden in een grote stad als Lahore een aanslag plegen om vervolgens zonder problemen aan de politie te ontsnappen, suggereert dat het centraal gezag in Islamabad, waar president Asif Zardari hof houdt, zijn greep op de openbare orde in het land aan het verliezen is. Zo’n mysterieuze verdwijntruc van twaalf zwaarbewapende mannen werkt immers alleen als ofwel de lokale bevolking, ofwel de lokale politiemacht bereid is aan die truc mee te werken.

Het centraal gezag in Islamabad is de controle over grote delen van de buitengewesten kwijtgeraakt. Het Pakistaanse deel van Kashmir is al decennia lang een broeinest van allerlei jihadbewegingen. Het probleem werd nog verergerd doordat de beruchte Pakistaanse veiligheidsdienst ISI de groei van dergelijke bewegingen actief aanmoedigde. Het doel was deze groeperingen in te zetten bij het plegen van aanslagen in het Indiase deel van de Kashmir. Maar zoals een reeks van aanslagen de afgelopen jaren heeft laten zien, zijn deze bewegingen in toenemende mate bereid de hand die hen heeft gevoed te bijten. Het gewelddadige potentieel van dit grensconflict (de beide landen vochten al tweemaal een oorlog om de ultieme controle over het gebied) verleidde toenmalig president Bill Clinton in de jaren negentig tot de uitspraak dat Kashmir ‘de meest gevaarlijke plek op aarde is’.

De afgelopen jaren is het lijstje van niet langer onder controle van Islamabad staande provincies alleen maar gegroeid. In 2007 sloot de toenmalige president Pervez Musharraf een akkoord met opstandelingen in de westelijke grensstaat Waziristan. Een Taliban-achtige beweging vestigde er vervolgens de Islamitische Emiraten van Waziristan, een de facto onafhankelijke terreurstaat. Begin dit jaar volgde een vergelijkbaar akkoord met de Taliban zelf in de noord-westelijke Swat vallei. De situatie in de zuid-westelijke grensprovincie Baloechistan is niet veel beter. Ook hier hebben de Taliban een stevige greep op de lokale bevolking, niet in de laatste plaats dankzij het wijdverspreide netwerk van madrassas waarin de lokale jeugd de Taliban’s eigen extreme interpretatie van de Koran wordt bijgebracht.

De Taliban gebruiken de grensprovincies behalve als recruteringsgebied ook als uitvalsbasis voor hun militaire operaties. Ze verbouwen er daarnaast de papaver waarmee de oorlogskosten worden gefinancierd. Omdat Islamabad niet langer in staat is de orde in dit deel van het land te herstellen, hebben de Amerikanen feitelijk geen andere keus dan hun militaire operaties uit te breiden naar de andere kant van de Afghaans-Pakistaanse grens.

In India wordt Pakistan inmiddels smalend omschreven als ‘het Somalië van Zuid-Azië’. Toch zal men ook daar niet gerust zijn op de ontwikkelingen van de afgelopen maanden. Het verschil met Somalië is immers dat Pakistan over een omvangrijk arsenaal kernwapens beschikt. De gefaalde staat Pakistan is daarmee een probleem voor de hele wereldgemeenschap.

Deze column verscheen zaterdag 7 maart in De Telegraaf

Friday, 6 February 2009

Eurozone kraakt aan alle kanten

Het is een oude wet: als een politicus zegt dat X niet in problemen is, dan loopt het voortbestaan van X serieus gevaar. Het feit dat EU-Commissievoorzitter Barroso zich deze week gedwongen voelde te ontkennen dat de de Eurozone op het punt stond uit elkaar te vallen, is dan ook een belangrijke aanwijzing dat er iets fout aan het gaan is in Euroland.

Nu lijkt het op het eerste gezicht vreemd dat uitgerekend de Eurozone in problemen zou zijn. In het noordelijke en oostelijke deel van de Unie staan de lidstaten immers in de rij om toe te mogen treden. Op die manier hopen zij immers beschutting te vinden tegen de ruige economische weersomstandigheden van het ogenblik. Die beschutting moet dan komen van de Europese Centrale Bank, die zich steeds meer begint te ontwikkelen tot een traditionele centrale bank, zij het met dit verschil dat traditionele centrale banken vooral grote financiële instituties uit de brand helpen, terwijl de ECB zich hoofdzakelijk direct op lidstaten richt. Vooral kleine landen als Estland, Letland en Hongarije hopen met behulp van ECB-steun het lot van het inmiddels failliete IJsland te voorkomen. Overigens zal ook IJsland binnenkort in Brussel aankloppen om gesprekken te starten over versnelde toelating tot de Unie – en dan vooral de muntunie. De Eurozone wordt zo behalve bankier voor financieel wankele lidstaten ook een bron van eerste hulp bij het herstellen van daadwerkelijk geleden economische schade.

Terwijl de Eurozone in het noorden en oosten nog volop groeit, begint het in het zuiden echter gevaarlijk te kraken. Steeds meer Zuid-Europese economieën lijken onder het gewicht van hun kolossale staatsschulden te bezwijken. Griekenland was het eerste land dat de hoogste kredietrating kwijtraakte. Daarna volgden in rap tempo ook Spanje en Portugal. Italië volgt waarschijnlijk binnenkort. De geldmarkten twijfelen steeds nadrukkelijker aan het vermogen van deze landen om hun schulden af te betalen. Die twijfel komt tot uiting in de steeds hogere prijzen die beleggers eisen voor herfinanciering van de staatschulden van deze landen. Vooral in een markt waarin Eurozoneleden elkaar verdringen op de kapitaalmarkt om de oplopende begrotingstekorten te financieren, zal het voor de zuidelijke lidstaten steeds lastiger worden om nog een goede prijs voor hun leningen te bedingen.

Wat dreigt, is dat de toenemende twijfels leiden tot een totale kapitaalvlucht uit deze landen. Zij zouden in dat geval de afbetaling van hun schulden niet langer kunnen financieren en daarmee feitelijk failliet gaan. De wanbetalende zuidelijke lidstaat zou kunnen worden gedwongen de Eurozone te verlaten in ruil voor financiële steun uit rijkere noordelijke lidstaten. De bekende/beruchte beleggingsexpert George Soros waarschuwde deze week dat zo’n scenario verre van denkbeeldig is. Zelfs het eerbiedwaardige Britse blad The Economist sprak er onlangs in bedekte termen over.

Zover is het gelukkig nog lang. Maar zo niet denkbeeldig als Commissievoorzitter Barroso het deed voorkomen is dit doemscenario nu ook weer niet. De Eurozone kraakt aan alle kanten. Als het stof van de huidige crisis eenmaal is neergedaald, zou het door de munteenheid bestreken gebied er dan ook wel eens heel anders uit kunnen gaan zien.

Deze column verscheen op zaterdag 7 februari 2009 in De Telegraaf

Monday, 26 January 2009

De Gouden Greep 2008

We zijn aan het eind van het jaar gekomen en dus is het weer tijd voor de uitreiking van de Gouden Greep, de prijs voor de meest creatieve verspilling van uw belastingcenten in de afgelopen twaalf maanden. Ik moet eerlijk zeggen: de jaargang 2008 was een bijzondere. Politici, ambtenaren en trendvolgers wisten verrassende nieuwe manieren te verzinnen om uw belastinggeld over de balk te smijten. Na een grondig evaluatieproces kwam de jury uiteindelijk tot de volgende top drie:

3: De LEF-gozers van Rijkswaterstaat.

Als u denkt dat ze bij de meeste Haagse ministeries alleen maar bezig zijn met het verzinnen van idiote projecten om uw belastingcenten er doorheen te jagen, dan hebt u het, eh, juist. Toch zijn maar weinig ministeries zo doortastend bij het geld verspillen als Rijkswaterstaat. Maar liefst vijf miljoen Euro werd uitgetrokken voor de bouw van LEF, een ‘future center’ (dit soort dingen klinken immers altijd veel beter in het Engels) waarin ambtenaren ‘effectiever leren denken’. Het gaat allemaal om het ‘faciliteren van het zelfbewustwordingsproces’, aldus projectbegeleider Ton Knoester. New Age gebabbel, zegt u? Nee, hier is iets heel belangrijks aan de hand. “Als je mensen uit een taaie situatie haalt en hun denken en voelen beïnvloedt, kun je een slag slaan in hun werkproces,” aldus Knoester.

Met de hoge kosten van dit esoterische zweefmolenproject had Knoester overigens geen moeite. “Als hier één idee zou ontstaan waar we een paar miljoen kunnen besparen, heeft het LEF zijn waarde ook in financieel opzicht bewezen,” zo legde hij geduldig uit. En als dat niet gebeurt, nou ja, dan bent u die vijf miljoen Euro gewoon kwijt. Maar dan hebben ze bij Rijkswaterstaat wel een hardstikke mooie ruimte vol sensoren, ‘energizers’ en kekke LED-lampjes waarin onze ambtenaren eens even lekker kunnen bijkomen van al dat harde werken. En da’s toch ook wel wat waard, nietwaar?

2. Utrechtse helden

Filmmaker en zelfbenoemde stuntman Didier Chabi kwam een paar jaar geleden op een lumineus idee. Hij wilde kansarme jongeren zelfbewustzijn bijbrengen door ze een opleiding tot stuntman te laten volgen. U kent het wel: lekker hard crossen op een scooter, wat op het achterwiel rijden en daar dan filmpjes van maken. Goed voor het zelfvertrouwen van de randgroepjongeren, en vooral: voor het banksaldo van mijnheer Chabi. De overheidsinstanties buitelden namelijk over elkaar heen in hun haast om dit prachtige project te financieren. Zo kwam er bijvoorbeeld geld van het Europees Sociaal Fonds, van het lokale ROC en van de gemeente Utrecht. In korte tijd haalde Chabi zo meer dan een miljoen Euro aan belastingcenten binnen.

Het project was een overigens overweldigend succes. Nou ja, bewoners in Overvecht klaagden over geluidsoverlast en de politie moest er een keer aan te pas komen om een vechtpartij tussen jongeren en begeleiders op te breken. Maar als het om publiciteit gaat, staat het project zijn mannetje. Neem dit berichtje van een paar maanden geleden: “Scooter-rijder verongelukt na mogelijke stunt”. Een negentienjarige jongen verongelukte toen hij tijdens een stuntrit in het Utrechtse Griftpark op een auto botste. De stunt in kwestie was bedoeld ter opleuking van een videoclip van de lokale rapgroep 3D Entertainment, een groep die voor de ontwikkeling en opnamen van zijn videoclips nauw samenwerkt met, jawel, de bekende stuntman/filmmaker Didier Chabi. Kortom, wij zijn met zijn alleen een miljoen Euro lichter, en Utrecht is een zoon armer. Echt een goed voorbeeld van een geslaagd subsidieproject, vind u ook niet?

1. De gratis geld express

We kennen de Europese Unie natuurlijk allemaal als het Mekka van de belastinggeldverslinders. Waar anders wordt de mededeling dat er in de jaarrekening 11.500 gevallen van financiele onregelmatigheden en vermoedelijke fraude zijn geconstateerd (geschatte kosten: 1,4 miljard Euro) met gejuich begroet? Europees Commissaris Siim Kallas zag er een aanwijzing in dat alles prima in orde is, want, zo legde hij uit, “de geconstateerde stijging van het aantal gevallen wijst erop dat er nu duidelijk beter gecontroleerd wordt.”

In Europa pakken ze de dingen graag groots aan als het om het verspillen van belastinggeld gaat. En dus werd dit jaar een nieuwe spoorlijn geopend tussen de twee vestigingen van het Europees Parlement in Brussel en Straatsburg. Een luxe hogesnelheidstrein bedoeld voor Europarlementsleden, Commissarissen, ambtenaren en assistenten. Kosten: 200 miljoen Euro per jaar, op te brengen door alle Europese belastingbetalers – die overigens zelf niet van de trein gebruik mogen maken; verschil moet er wezen, nietwaar? De media deden weer kleinzerig en noemden het ‘de trein der schande’ en ‘de gratis geld express’. Maar dat is natuurlijk onzin. “Ik sta versteld van de ophef,” verklaarde een woordvoerder van het Europees Parlement. Daar heeft hij groot gelijk in. Zo’n prachtig initiatief verdient het juist om bekroond te worden. Ik hoop dan ook dat u het met me eens bent dat er geen betere winnaar denkbaar is van de Gouden Greep 2008 dan de Europese Unie. Ere wie ere toekomt!

Deze column verscheen op maandag 1 december j.l. in Reader's Digest

Het Europese federale einddoel is allang bereikt

Het besluit van de Europese Unie om een eigen marine-missie te sturen naar de Golf van Aden is interessant niet om wat het kan bijdragen aan de aanpak van de piraterij in die regio maar om wat het zegt over de politieke werkelijkheid in het Europa van vandaag. Als bijdrage aan de beveiliging van de ruim dertigduizend schepen die jaarlijks deze zeestraat doorkruisen stelt een eenheid van tien schepen immers weinig voor. Maar als geboortemoment van een Europese marine is het wel degelijk van grote betekenis. Het is de zoveelste bevestiging van een waarheid die zowel eurofielen als eurosceptici het liefst onuitgesproken laten, namelijk dat wij misschien niet wettelijk maar wel feitelijk leven in een federale Verenigde Staten van Europa.

De discussie over het Verdrag van Lissabon (‘de grondwet’) deed het voorkomen alsof dit document het beginpunt zou vormen van een lang proces dat naar een Europees federaal einddoel moet leiden. Voorstanders van federalisering koesteren de mythe van het nog niet bereikte federale einddoel vooral omdat het hen helpt bij het rechtvaardigen van voorstellen om telkens weer nieuwe bevoegdheden van de lidstaten over te hevelen naar het Europese niveau. Opmerkelijk genoeg zijn eurosceptici al evenzeer geneigd de ‘grondwet als startpunt’ hypothese te onderschrijven. Het doet het immers voorkomen alsof het federale einddoel nog geblokkeerd kan worden. Nu valt het verzet tegen de grondwet op inhoudelijke gronden zonder meer te rechtvaardigen. Maar dat verzet heeftt niets te maken met het tegenhouden van een federaal einddoel. Dat doel is namelijk allang bereikt. Welke andere term past immers bij een unie van lidstaten die behalve over een eigen munteenheid ook over een eigen parlement, een eigen dagelijks bestuur, een eigen rechterlijke macht, een eigen buitenlands beleid, een eigen leger en sinds begin deze maand dus zelfs een eigen marine beschikt? Het feit dat deze instellingen veelal zwak ontwikkeld zijn, doet er niet toe. Ook een zwakke federale staat is een federale staat. Het maakt wat dat betreft zelfs niet uit of de voorgestelde grondwet er wel of niet komt. Er zijn in de geschiedenis voorbeelden genoeg te vinden van staten die zonder grondwet toch uitstekend functioneerden.

Voor het Europa-debat zou het goed zijn als alle partijen de feiten onder ogen zien. Het einddoel is bereikt, de Europese federatie is een feit. Voor de eurosceptici onder u, wiens zorgen ik over het algemeen deel: nee, deze vaststelling maakt u geen eurofiel. Het maakt u wel eurorealist. Dergelijk realisme kan helpen bij het voorkomen van het weglekken van nog meer nationale bevoegdheden. Het federale doel heiligt de middelen immers alleen zolang het nog niet is bereikt. Liever een openlijk benoemde federale staat met beperkte bevoegdheden dan een federale staat in alles behalve naam met steeds verder uitdijende macht. Laat het debat voortaan dus maar gewoon gaan over de vraag hoe de federale Unie de bestaande bevoegdheden in beleidsdaden moet omzetten. Een klassiek links versus rechts debat dus. Het zou de campagne voor de Europese Parlementsverkiezingen van volgend jaar voor de gemiddelde kiezer in ieder geval een stuk interessanter maken.

Deze column verscheen op zaterdag 29 november j.l. in De Telegraaf

Obama gaat Europa vooral geld kosten

De overwinning van de Democratische presidentskandidaat Barack Obama leidde in veel Europese huiskamers tot gejuich. Niet in huize Livestro, overigens. Als commentator ben ik niet geneigd me al te zeer te hechten aan deze of gene Amerikaanse presidentskandidaat. Ik vind bovendien dat het cv van Obama te weinig houvast biedt bij het beoordelen van zijn geschiktheid voor het zwaarste politieke ambt ter wereld. Dat neemt niet weg dat ik wel degelijk de betekenis zie van de verkiezing van de eerste Afrikaans-Amerikaanse president. Het is immers nog geen halve eeuw geleden dat zwarte Amerikanen in sommige staten alleen met gevaar voor eigen leven naar de stembus konden gaan. Obamas uitverkiezing bevestigt de overgang naar een tijdperk waarin burgers inderdaad niet langer op hun huidskleur maar vooral op de inhoud van hun karakter worden beoordeeld.

In de beste Europese traditie ben ik echter geneigd enkele realistische kanttekeningen te plaatsen. Van symboolpolitiek wordt de wereld immers niet veiliger of welvarender. De vraag blijft wat Obamas uitverkiezing eigenlijk voor Europa betekent. Op diplomatiek gebied zullen de Europeanen ongetwijfeld instemmend reageren op de contructievere toonzetting van de nieuwe administratie. Maar achter deze façade van multilateralisme gaan harde politieke berekeningen schuil die Obama hoogstwaarschijnlijk in dezelfde richting zullen sturen als voorgaande administraties.

Obama begrijpt bijvoorbeeld dat hij zich om geopolitieke redenen geen mislukking van het militaire avontuur in Afghanistan kan veroorloven. Maar om binnenlands-politieke redenen kan hij niet het geld vrijmaken dat voor een succesvolle oorlogsvoering noodzakelijk is. Zijn verzoek aan ons zal dus zijn of wij zo vriendelijk willen zijn om zijn plannen in Afghanistan voor hem te financieren. Het Nederlandse kabinet kan zich bijvoorbeeld nu al voorbereiden op een telefoontje van de nieuwe president met de vraag of wij de missie in Oeroezgan niet toch maar met een paar jaar willen verlengen.

In ruil voor eventuele concessies krijgt Europa overigens weinig terug. Europese regeringsleiders krijgen bijvoorbeeld wel de door hen gevraagde sluiting van de gevangenis in Guantanamo Bay, maar dan alleen als wij bereid zijn enkele tientallen van de daar opgesloten extreem gevaarlijke terreurverdachten op te nemen. De nieuwe administratie heeft verder ook duidelijk gemaakt dat het niet overtuigd is van de meerwaarde van het geplande raketschild. Obamas woordvoerder maakte eerder deze week bekend dat wat zijn baas betreft de plannen voor een Europees raketschild nog bepaald niet in beton gegoten waren. Ook dat heeft, behalve met oud ideologisch zeer (het raketschild was een kindje van de in Democratische kringen gehate presidenten Reagan en Bush) vooral te maken met geld. De kosten komen immers vooral voor rekening van de Amerikanen, terwijl de baten uitsluitend aan de Europeanen toevallen. Ook hier kunnen Europese regeringsleiders een verzoek om extra financiële inspanningen verwachten. Als wij inderdaad willen worden beschermd tegen Iraanse middellangeafstandsraketten, dan zullen wij daarvoor moeten betalen.

De hierboven genoemde internationale beleidsvoornemens van Obama hebben één ding gemeen: de politieke winst gaat naar Obama, de rekening naar Europa. Zo bezien is de vraag dus niet zozeer wat Obama voor ons zal betekenen, maar vooral wat wij voor Obama kunnen betekenen.

Deze column verscheen op zaterdag 15 november j.l. in De Telegraaf

John McCain - bij gebrek aan beter (II)

In een eerdere stemverklaring heb ik aangegeven met enige aarzeling voor de Republikeinse presidentskandidaat John McCain te kiezen. Hij was een uitstekende kandidaat op het gebied van internationale zaken, maar hij toonde een teleurstellend gebrek aan begrip van het belang van een vrije markteconomie Hij slaagde er bovendien regelmatig in zijn eigen partij tegen hemzelf in het harnas jaagde. Hij was beter dan de beschikbare alternatieven, maar ik vreesde dat zijn negatieve kwaliteiten hem ernstig zouden belemmeren in zijn streven het Witte Huis te veroveren.

In de maanden die volgden, zijn mijn twijfels over zijn persoon helaas bevestigd. Hij had, mede met dank aan de Russische inval in Georgië, een goede zomer, afgerond met een succesvolle conventie. Toen de campagne eenmaal werkelijk losbarstte, zakte hij echter door het ijs. Al snel openbaarden zich enkele fundamentele problemen die de McCain campagne tot een welhaast onvermijdelijk verlies lijken te hebben gedoemd.

Het eerste probleem is het eerdergenoemde gebrek aan binding met zijn eigen partij. In plaats van zich in de laatste weken op de zwevende kiezers te kunnen richten, moet hij kostbare energie besteden aan het overtuigen van zijn eigen achterban in doorgaans betrouwbaar Republikeinse staten. Het gebrek aan waardering voor de eigen achterban zet hem ook op achterstand als het gaat om fondsenwerving en het opbouwen van een vrijwilligersleger dat op verkiezingsdag kiezers naar de stembus moet brengen. Republikeinse activisten willen blijkbaar geen geld en moeite besteden aan een kandidaat die niet werkelijk een van hen is.

Het tweede probleem is McCains gebrek aan een interessante inhoudelijke agenda. In de cruciale slotfase van de campagne moest hij de kiezers zonder onderscheidende eigen beleidsvoorstellen tegemoet treden. Bij twijfelende kiezers ontstond zo de indruk dat, terwijl de wereld brandde, McCain niet in staat was met oplossingen te komen.

Die indruk werd nog versterkt door zijn weifelende optreden inzake de kredietcrisis en het debat over de zogeheten ‘bailout’. De kiezer zag een politicus die in een crisis van de ene oplossing naar de andere holde, zonder ooit vertrouwen te wekken dat hij wist waar hij mee bezig was. Aan het eind van een twee weken durende impasse was McCain zijn geloofwaardigheid als kandidaat-president volstrekt kwijtgeraakt. Een nek-aan-nek race veranderde op slag in tien procent voorsprong voor Obama.

Dat McCain desondanks nog altijd een kleine kans op het presidentschap maakt, heeft hij aan twee andere politici te danken. De eerste is zijn running mate, gouverneur Sarah Palin. Wie de Nederlandse pers over haar leest, zou nooit denken dat Palin een succesvol politica is met een indrukwekkend curriculum. Ze maakte naam als bestrijder van corruptie in het politiek-industriële oliecomplex in haar staat, onttroonde een zittende gouverneur van haar eigen partij en wist in de eerste twee jaar van haar gouverneurschap meerdere politiek gevoelige wetvoorstellen door het door de Democraten beheerste Alaskaanse Congres te loodsen. Kiezers in haar staat belonen haar hiervoor met welhaast Noord-Koreaans aandoende populariteitscijfers.

Waar McCain niet in slaagde, namelijk de conservatieve achterban enthousiasmeren, deed Palin met speels gemak. Op campagne trok ze een veelvoud van het aantal toeschouwers van McCain zelf. Waar McCain duizende supporters aantrekt, trekt zij tienduizenden doorgaans hyperenthousiaste aanhangers. Aanmeldingen van vrijwilligers voor de McCain-campagne zijn verviervoudigd sinds zij aan het ticket werd toegevoegd. Het Amerikaanse televisiepubliek is al even gefascineerd door haar persoon. Haar debat met Joe Biden was het op een na meest bekeken presidentiële debat uit de geschiedenis. Zelfs in Hollywood, waar men er genoegen in schept om de kleinstedelijke wortels van Palin te bespotten, staan de grote mediaconglomeraten in de rij om de telegenieke politica een contract aan te bieden. Als McCain zelfs maar een deel van het door haar gegenereerde enthousiasme in stemmen om kan zetten, zou hij op 4 november in ieder geval een redelijk resultaat kunnen boeken.

Of misschien zelfs meer dan dat. Zijn tegenstander beging in het zicht van de haven namelijk een blunder door in gesprek met een kiezer op SP-achtige wijze te pleiten voor herverdeling van inkomen. Met deze quasi-socialistische opmerking liep Obamas zorgvuldig gecultiveerde gematigde imago een forse deuk op. McCain had opeens een middel om hem de laatste maand van de campagne stevig in het defensief te drukken.

Obama heeft ook de fout gemaakt de indruk te wekken dat hij denkt de strijd al te hebben gewonnen. In plaats van kiezers in het stemhokje te laten stemmen over de vraag ‘wel of niet nog eens vier jaar Bush/McCain’ dwingt hij kiezers zich uit te spreken over de vraag ‘wel of niet vier jaar Obama’. Mede dankzij zijn herverdelingsblunder zou het antwoord op die laatste vraag voor hem wel eens minder gunstig uit kunnen pakken. Kiezers die naar hem kijken, zien immers een onervaren politicus met verdacht linkse voorkeuren. Sommigen van hen zullen onder het motto ‘Geen Experimenten’ uiteindelijk toch maar voor McCain kiezen.

Dit artikel verscheen op maandag 3 november j.l. in het Financieele Dagblad