Monday 28 July 2008

Doorbraak Doha ligt in verschiet

Het heeft er lang naar uitgezien dat het niet zou lukken, maar nu lijkt het er dan toch van te komen. De Doha-handelsronde van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zal volgens insiders deze maand eindelijk een doorbraak opleveren. De Doha-ronde, begonnen in 2001, was bedoeld om de belangrijkste overgebleven problemen van het wereldhandelssysteem aan te pakken. Dat is overigens geen overbodige luxe. Een recent studie van de handelseconomen Kym Anderson en Alan Winters schat de kosten voor de wereldeconomie van alle bestaande internationale handelsbelemmeringen op meer dan tweeduizend miljard dollar per jaar. Als zelfs maar een deel van die belemmeringen zou kunnen worden weggenomen, zou dat de economische bedrijvigheid op onze planeet een enorme oppepper kunnen geven.

Een belangrijk struikelblok in de onderhandelingen was de Europese en Amerikaanse gehechtheid aan quotas en importtarieven die de invoer van landbouwprodukten uit ontwikkelingslanden beperkten. Een ander strijdpunt was de status van patenten en andere intellectuele eigendomsrechten. Ontwikkelingslanden zetten hun kaarten op afschaffing van de beschermde status van intellectuele eigendomsrechten. De zo vrijgekomen patenten zouden voor hen zowel een nuttig middel zijn in de strijd tegen ziekten als HIV/AIDS als een lucratieve bron van inkomsten bij de productie van namaakgoederen (electronica, generieke medicijnen etc.). Westerse landen weigerden hieraan mee te werken. Als nieuwe uitvindingen immers geen beschermde status meer zouden hebben, waarom zouden westerse bedrijven dan nog miljarden investeren in onderzoek en ontwikkeling?

Het uiteindelijk akkoord behandelt tal van dit soort handelsvraagstukken. Omdat het door alle 152 lidstaten van de WTO moet worden ondertekend, is het zonder meer voorstelbaar dat de onderhandelingen geruime tijd in beslag hebben genomen. Het feit dat opkomende economieën als Brazilië, India en China deze handelsronde aangrepen om hun politieke spieren te testen, maakte de onderhandelinger er natuurlijk ook niet eenvoudiger op. Ze eisten westerse concessies op het gebied van landbouwprodukten en patenten zonder daar een betekenisvolle opening van hun eigen markten tegenover te stellen. De Doha-ronde werd meerdere keren door de betrokken partijen dood verklaard en het heeft er lang naar uitgezien dat de onderhandelingen uiteindelijk zonder resultaat zouden blijven.

Het feit dat men nu goede hoop heeft om voor het eind van deze maand tot een voorlopig akkoord te komen, heeft alles te maken met de Amerikaanse politieke situatie. De rest van de wereld weet dat met een protectionistische Democratische president veel minder makkelijk zaken te doen zal zijn dan met een vrijhandelsgezinde Republikein. Het feit dat George Bush in de nadagen van zijn presidentschap nog naarstig op zoek is naar een internationaal succesje, zal hen ongetwijfeld ook niet zijn ontgaan. Onder druk wordt alles vloeibaar, heet een oude onderhandelingswijsheid. De rest van de wereld hoopt dan ook dat met de uiterste deadline in zicht Bush eindelijk tot de concessies bereid zal zijn die een alomvattend akkoord mogelijk moeten maken. Laten we hopen dat ze gelijk hebben. De wereld kan, na al het slechte nieuws over de kredietcrisis en de oplopende inflatie, namelijk wel eens wat goed nieuws gebruiken. Een nieuw wereldwijd vrijhandelsakkoord is wat dat betreft het best denkbare medicijn.

Deze column verscheen op 5 juli j.l. in De Telegraaf

Nieuwe Vlamingen

Begin deze eeuw heb ik omwille van mijn werk enkele jaren in Brussel gewoond. Gesprekken met Vlaamse jongeren maakten mij toen al duidelijk dat de staat België niet het eeuwige leven beschoren zou zijn. De jonge Vlamingen zijn zonder uitzondering trots op hun Vlaamse wortels, misschien zelfs trotser dan hun ouders en grootouders. Bij voorgaanse generaties had het Vlaamse nationalisme immers nog iets verongelijkts, alsof men behalve de Walen ook zichzelf ervan wilde overtuigen dat men wel degelijk meetelde. De nieuwe generatie Vlamingen heeft van dergelijke minderwaardigheidsgevoelens volstrekt geen last. De oude taalstrijd speelt voor hen geen rol meer. Deze generatie leeft, werkt en studeert in het Vlaams. Het Vlaanderen waarin jonge Vlamingen zijn opgegroeid is bovendien in economisch opzicht zoveel dynamischer dan Wallonië dat het voor hen nauwelijks voorstelbaar is dat het ooit anders kan zijn geweest.

Voor zover de nieuwe generatie Vlamingen überhaupt aan Wallonië denkt, dan is het vooral als blok aan het been. Van solidariteit met het minder ontwikkelde landsdeel is geen sprake. Waarom zou het ook? De staat België wekt bij hen geen gevoelens van liefde of saamhorigheid op. Het koningshuis wordt gezien als een levend museumstuk, een herinnering aan het oude ‘Belgique à papa’ waarin een Franstalige elite vanuit Brussel het land bestierde. Het Belgische volkslied, de Brabançonne, wordt niet meer meegezongen, al is het maar omdat men eenvoudigweg de woorden niet kent (dat is overigens wel anders bij het Vlaamse volkslied, De Vlaamse Leeuw). De federale regering wekte uiteraard nooit gevoelens van vaderlandsliefde op. Maar bij voorgaande generaties was het centrale gezag in Brussel nog wel een realiteit waarmee men rekening diende te houden. Wie echter is opgegroeid in het Vlaanderen van de afgelopen decennia, ziet een centraal gezag dat alle belangrijke bevoegdheden heeft overgeheveld naar de Vlaamse gewestelijke regering. Zelfs Brusselse politici lijken niet langer in staat uit te leggen waar ze eigenlijk nog voor nodig zijn.

Bij voorgaande generaties werd de stad Brussel nog als onoverkomelijk obstakel voor Vlaamse onafhankelijkheid gezien. Een zelfstandige Vlaamse toekomst zonder het oude Vlaamse kroonjuweel Brussel was onbespreekbaar, een zelfstandige toekomst met Brussel onhaalbaar. Maar Brussel is voor jonge Vlamingen allang niet meer zo belangrijk. Hoewel velen van hen er zelf wonen en werken, zouden de meeste jonge Vlamingen geen nacht minder slapen over het verlies van Brussel. Voor zover er een debat bestaat over de toekomst van Brussel, gaat dat vooral over de vraag ‘Waals of zelfstandig?’ Zelfstandig verwijst daarbij naar de vorming van een Europees federaal district, met Brussel als Europese tegenhanger van het Amerikaanse Washington DC. Over een aan Vlaanderen verbonden Brussel heeft niemand het meer.

De huidige federale regeringsbreuk doet het voorkomen alsof de Belgische crisis vooral een politiek probleem is waarvoor een politieke oplossing gevonden moet worden. Nu kunnen kabinetten worden gelijmd en hervormingen op de lange baan geschoven. Dat kan allemaal echter niets meer veranderen aan het feit dat jonge Vlamingen in hun hart allang afscheid hebben genomen van België. De toekomst is aan een zelfstandig Vlaanderen.

Deze column verscheen op 19 juli j.l. in De Telegraaf