Sinds mijn voorganger op deze plek, het VVD-Kamerlid Arend Jan Boekestijn, met een goed doorwrocht rapport een bommetje in het kippenhok van de ontwikkelingshulp gooide, is de OS-industrie in last. Een vetrouwelijk PvdA-rapport klaagde onlangs dat het door Boekestijn ontketende debat het ‘draagvlak’ onder een van de ‘kroonjuwelen van de PvdA’ dreigt te ondermijnen. Concrete maatregelen om het tij te keren hadden de auteurs overigens niet, behalve een voorstel om self-made miljardair Joop van den Ende in te schakelen om de pr-oorlog te winnen.
Zelfs een spetterende publiciteitscampagne kan echter niet meer verhullen dat het Nederlandse ontwikkelingshulpbeleid zijn geloofwaardigheid is kwijtgeraakt. Het ‘draagvlak’ is niet aangetast door kritische rapporten als die van Boekestijn, maar door het falen van het ontwikkelingshulpbeleid. Het meest in het oog springende, en voor de reputatie van de OS-industrie veruit het meest schadelijke falen is ontgetwijfeld de graaimentaliteit binnen de professionele hulpsector. Zo incasseerde voormalig PvdA-Kamerlid Thea Fierens als interim-manager van ontwikkelingsorganisatie SNV een maandsalaris van maar liefst 28 duizend Euro per maand. Fierens zit inmiddels in New York, bij de Verenigde Naties. Inderdaad, dezelfde organisatie waar een andere duurbetaalde ontwikkelingshulpwerker, Evelien Herfkens eerder dit jaar negatief in het nieuws kwam vanwege het claimen van een maandelijkse huursubsidie van 7000 dollar, bovenop een salaris van 160 duizend dollar. Overigens opvallend dat het steeds weer PvdA-ers zijn die de ontwikkelingshulpsector negatief in het nieuws brengen met verhalen over zakkenvullersgedrag. Misschien heeft mijn goede vriend en gewaardeerde collega-columnist Derk Jan Eppink (Elsevier) toch gelijk als hij zegt dat het makkelijker is om een hond langs een stapel worsten te leiden dan een sociaal-democraat langs een stapel geld. Hoe dit ook zij, de reputatieschade die zowel de ontwikkelingshulpsector als de PvdA zelf hebben geleden door dit soort incidenten is aanzienlijk.
Belangrijker dan de negatieve publiciteit over misbruik van belastinggelden is het feit dat het bestaande beleid nooit heeft kunnen aantonen daadwerkelijk een duidelijk publiek nut te hebben. Boekestijns rapport laat zien dat het bestaande beleid zonder enig verlies aan kwaliteit zou kunnen worden uitgevoerd met 60 procent van het huidige budget. Met andere woorden, van 40 procent van de huidige uitgaven kunnen we zonder meer stellen dat die volstrekt overbodig zijn. Zelfs van de overgebleven 60 procent is het maar de vraag hoe waardevol de bijdrage eigenlijk is die zij levert aan de ontwikkeling van achtergebleven economieën. De afgelopen decennia is immers duidelijk gebleken dat er een negatieve relatie bestaat tussen de omvang van de ontvangen ontwikkelingshulpgelden en de mate van economische ontwikkeling van een land. Ofwel: hoe meer geld erin wordt gepomt, hoe minder economische ontwikkeling we ervoor terug krijgen. Handel leidt tot ontwikkeling. Hulp stelt ontwikkeling alleen maar uit.
Let wel: dit is geen pleidooi voor het afschaffen van alle vormen van hulp. Noodhulp blijft belangrijk. En op internationaal niveau moet Nederland blijven bijdragen aan het uitroeien van besmettelijke ziekten als malaria, mazelen en HIV/AIDS. Maar dat kan allemaal prima zonder het gebruik van dat pretentieuze woordje ‘ontwikkeling’. Ontwikkelingshulp heeft zijn langste tijd zo langzamerhand echt wel gehad.
Deze column verscheen op zaterdag 1 november j.l. in De Telegraaf
Monday, 26 January 2009
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment