U kent ongetwijfeld het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. Hij laat zich bedriegen door een paar slimme kleermakers die hem, in ruil voor een forse beloning, de meest fantastische gewaden beloven. Die kleren komen er niet, maar de keizer gaat liever naakt over straat dan toe te geven dat hij bedrogen is. Als we voor de keizer de gemeente Amsterdam invullen en voor de kleermakers de Turkse organisatie Milli Görüş, lijkt het sprookje verdacht veel op het verhaal van de Westermoskee.
Het begon allemaal toen Milli Görüş in de Amsterdamse wijk De Baarsjes een nieuwe moskee wilde bouwen. De Turkse vereniging verkocht het project als een essentiële bijdrage aan de integratie door te beloven dat de nieuwe moskee een bolwerk van de progressieve Islam zou worden. “In dit baken van moderniteit zal de vernieuwing van de Islam beginnen,” verklaarde Milli Görüş-directeur Haci Karacaer plechtig. De gemeente slikte het allemaal voor zoete koek. Een tikkeltje naïef natuurlijk, gezien de bedenkelijke extremistische reputatie van de Turkse organisatie en gezien het feit dat de Milli Görüş-moskee in Amsterdam ten tijde van de onderhandelingen dienst deed als illegaal wisselkantoor en spil in een dubieuze beleggingspyramide. De Turkse kleermakers hadden het woord ‘fraudeur’ op hun voorhoofd geschreven, maar de Amsterdamse keizer zag het niet, of erger: wilde het niet zien.
Nu was er bij aanvang van het project wel een probleem. Milli Görüş kwam namelijk twee miljoen Euro tekort om het project zelf te kunnen realiseren. De gemeente, die toch belastinggeld genoeg heeft, kwam uiteindelijk met een slim plan. “Als wij nu eens de bouwgrond voor twee miljoen meer dan de werkelijke waarde van jullie kopen? Dan kopen jullie het aan het eind van de rit voor de normale marktprijs weer van ons terug.”
Toen de contracten waren getekend en het geld overgemaakt, had Milli Görüş gek genoeg opeens veel minder haast met de bouw van de moskee. Het grote vertragen begon met een serie processen over allerlei interne aangelegenheden. De Duitse zusterorganisatie van Milli Görüş had, kort na het tekenen van de contracten, de zogenaamd liberale moskeebestuurders afgezet en vervangen door orthodoxe leden. Zonder duidelijkheid over de vraag wie er nu eigenlijk namens Milli Görüş mocht tekenen, konden er uiteraard geen bouwvergunningen worden afgegeven. Voordat het allemaal was opgehelderd, waren we alweer in 2007 beland. Al die tijd was er nog geen spade in de grond gegaan.
Inmiddels dreigde in hartje Amsterdam op kosten van de belastingbetaler een nieuwe radicaal-Islamitische moskee te verrijzen. Dat hadden de Amsterdamse bestuurders zich natuurlijk wel even anders voorgesteld. De derde partij in het contract, woningbouwvereniging Het Oosten, probeerde via een kort geding handhaving van de beloofde liberaal-islamitische lijn af te dwingen. Daar trapte Milli Görüş natuurlijk niet in. De woningbouwers werden met hun eigen westerse beginselen om de oren geslagen (scheiding van kerk en staat – daar hadden de bestuurders nog niet aan gedacht). Suggesties dat de gemeente het contract nietig zou verklaren, werden al even effectief afgeserveerd. Onder het motto “Dreigen kunnen wij ook, maar dan beter” suggereerde de nieuwe moskeevoorzitter Fatih Dag dat hij in dat geval op Al Jazeera alle in Europa woonachtige Turken zou oproepen tot een opstand. Geweldloos natuurlijk, maar zo zei hij er schouderophalend bij, “onze mensen zijn emotioneel en er kan zomaar een gek tussenlopen.” Opeens had in Amsterdam niemand het meer over het doorscheuren van contracten. In de tussentijd werd er ook in 2007 niets gebouwd.
Begin 2008 diende zich een volgend obstakel aan. Een omwonende wilde het project laten blokkeren. De bouw zou namelijk belangrijke archeologische schatten kunnen beschadigen. De woningbouwverenging vond het natuurlijk wel vreemd dat de man alleen maar Turks sprak. Wat weet zo iemand nu immers van de lokale geschiedenis? Maar ja, de tijd begon inmiddels te dringen. In het contract stond namelijk een opvallende clausule: als er op 1 januari 2010 geen definitieve bouwvergunningen zouden liggen, zou de bouwgrond eigendom worden van ... Milli Görüş. Om dat te voorkomen, greep men naar het grove geschut van de afkoopsom. Na betaling bleek overigens dat de klager buitengewoon vriendschappelijke betrekkingen met het moskeebestuur onderhield. Milli Görüş had dus in feite een bezwaarschrift tegen zichzelf ingediend – en in ruil daarvoor nog eens 120 duizend Euro ontvangen.
De Westermoskee is een luchtspiegeling gebleken. De door keizer Amsterdam gedroomde progressief-islamitische voorbeeldmoskee zal er nooit komen. Het begint er zo langzamerhand zelfs op te lijken dat er helemaal geen moskee komt. Milli Görüş maakt ruzie, uit bedreigingen en begint desnoods een procedure tegen het eigen project – alles om de zaak te vertragen. Aan het eind van de regenboog – of liever gezegd: op 1 januari 2010 – wacht immers de pot met goud. Zodra die datum bereikt is, verkopen de Turkse kleermakers ongetwijfeld de bouwgrond, stoppen de verdiende miljoenen (inclusief de al geïncasseerde 2,12 miljoen) in hun koffers en verdwijnen met de noorderzon. En keizer Amsterdam? Die staat weer eens in zijn nakie.
Deze column verscheen op 1 september j.l. in het maandblad Reader's Digest
Wednesday, 15 October 2008
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment